Volg de trends en innoveer samen met de klant
FI&S staat voor Food Ingredients and Services en startte in 2005 als toeleverancier van functionele additieven voor de vleesverwerkende industrie. Denk bijvoorbeeld aan kruidenmixen, marinades, coatings en bindmiddelen. De afgelopen tien jaar is de vegetarische en veganistische industrie sterk in opkomst. Wat begon als niche, is nu een serieuze business die inmiddels 30% van de omzet vertegenwoordigt en hard doorgroeit. Kiempunt gaat op bezoek bij managing director Noud van Stekelenburg om met hem te praten over trends in de markt en productontwikkeling.
Meerwaarde
Voor iedere opdrachtgever hanteert FI&S één uitgangspunt: waarde toevoegen aan het product. Of het nu gaat om het ontwikkelen van een volledig nieuw product of bestaande producten verbeteren in smaak, structuur of houdbaarheid: het draait om meerwaarde bieden. Daarom is er een groot applicatielab waar niet alleen het eigen product getest en gemaakt kan worden, maar ook het eindproduct en een receptuur ontwikkeld en getest kan worden. Maar FI&S gaat verder dan alleen de applicatietechniek. Van Stekelenburg: “We willen echt begrijpen hoe ingrediënten scheikundig in elkaar zitten en hoe ze werken. Daarom heeft het bedrijf zelf alle kennis en mensen daarvoor in huis, net als alle grote voedingsmiddelenfabrikanten. In samenwerking met Synex ontwikkelen we nieuwe extractietechnieken, waarmee we van alles kunnen meten: vezels, vetzuren, viscositeit, structuur, noem maar op. Met die kennis kunnen we klanten beter ondersteunen en zelf eigen producten ontwikkelen. Dat maakt ons flexibel en proactief.”
Export
Zestig procent van de omzet van FI&S komt uit de thuismarkt (BeNeLux), de overige veertig procent uit de hele wereld: Zuid-Oost Azië, Noord-West-Afrika, Amerika, Midden-Oosten en de EU. Van Stekelenburg: “De focus blijft wel lokaal, juist omdat logistiek zo’n belangrijk aandachtspunt is. En daar waar we groeien, willen we nieuwe bedrijven op locatie opzetten. Zo hebben we nu een bedrijf in Roemenië. Nu is dat alleen nog een service- en support-locatie, maar we willen daar ook gaan produceren in de toekomst.”
Minder e-nummers
Noud van Stekelenburg volgt de trends nauwgezet en gaat samen met zijn team van productontwikkelaars proactief of zoek naar nieuwe kansen. “De consument staat wantrouwend tegenover e-nummers en dus zoeken onze klanten naar mogelijkheden om te minderen met e-nummers of zelfs volledig clean label te produceren. Het betekent dat wij naar natuurlijke extracten zoeken met dezelfde werking, zodat het eindproduct dezelfde smaak en dezelfde houdbaarheid behoudt. Dat betekent veel onderzoeken en testen. De hele markt doorloopt een leercurve op dit vlak. Zo verteert de schil van passievrucht en mangosteenfruit heel langzaam. Wij onderzoeken dan welke eigenschappen die schil heeft en hoe we die kennis kunnen toepassen in producten om de houdbaarheid te verlengen.”
Food for Food
Ook de toenemende aandacht voor gezonde voeding, duurzaamheid en CO-2 reductie en de groei in plantaardige voeding krijgt veel aandacht van Van Stekelenburg. “Uit het oogpunt van duurzaamheid zijn we de laatste jaren veel bezig met reststromen, met behulp van het programma Food for Food. De voedselverwerkende industrie heeft allerlei reststromen waarin nog vezels, suiker of eiwitten zitten die je kunt gebruiken om voedingsproducten bijvoorbeeld te conserveren, te binden of te kleuren. Het is natuurlijk een geweldige kans als je die reststromen kunt benutten.”
Vega 4.0
In de vegetarische en veganistische markt constateert Van Stekelenburg opvallend weinig aandacht voor de additieven. “Vreemd genoeg lijkt de vegetarische consument e-nummers en andere additieven geen enkel probleem te vinden. Maar die slag zal ook in dat segment nog wel gemaakt worden. We gaan nu langzamerhand naar een vierde generatie product. De eerste versie was echt niet te eten: droog en smakeloos. De tweede begon al wat meer structuur en smaak te krijgen. De huidige versie is al een heel mooi product dat weinig onderdoet voor menig vleesproduct. De vierde generatie gaat verder geperfectioneerd worden: nog lekkerder en met meer aandacht voor de juiste concentratie eiwitten als volwaardig vleesvervanger. Het voordeel is dat we dezelfde technieken kunnen inzetten als voor de vleesindustrie, je werkt alleen met plantaardige eiwitten. Er zullen ook producten komen die niet zozeer op vlees lijken, maar een categorie op zich vormen. Vergelijk het met de Indiase keuken, die voor een groot deel vegetarisch is. Hoe dat eruit gaat zien is nog onzeker.”
Hybride vlees
Ook verwacht Van Stekelenburg meer en meer hybride producten te gaan zien. “De beschikbaarheid van vlees gaat door de bevolkingsgroei een probleem vormen en een oplossing is om een product te ontwikkelen waarin een deel uit vlees bestaat en een deel uit ander eiwit, plantaardig of van insecten. Zo hebben we nu al een insectenburger in samenwerking met een klant ontwikkeld, die voor vijftig procent uit insecten bestaat en vijftig procent vegetarisch is. Ook hebben we een variant de helft insecten en de helft vlees gemaakt. Geen toekomstmuziek, ligt nu al in het schap van Kaufland! Insecten hebben een fantastische energieconversie van 1:1, dus dat is gewoon een heel interessante ontwikkeling. We zullen daarin een zelfde gewennings- en acceptatieproces moeten doorlopen met insecten als met vegetarisch tien jaar geleden. De vleesmarkt blijft, maar de veestapel groeit niet, zeker niet van rundvlees. Dus rijst de vraag: hoe kunnen we vlees extenden, meer maken met minder vlees? Dan zul je de proteïnestapel moeten verbreden.”
Lokale minifabriekjes
Naast tekorten aan grondstoffen signaleert Van Stekelenburg knelpunten in de logistieke keten en de footprint daarvan. “Het is enorm kostbaar om versproducten te distribueren van boer naar eindconsument. Ik verwacht dan ook dat megafabrieken blijven, maar er komen ook micro-fabrieken, vlak bij de boerderij. Groente, melk, eieren wordt rechtstreeks vanuit de boer aan de lokale supermarkt geleverd. Dat is veel efficiënter, de footprint neemt af en de THT-tijd voor de consument wordt langer. Ook zul je lokale, kleine productiebedrijven bij boerderijen gaan zien. Kleine groenteverwerkende fabriekjes die in een straal van 50 kilometer opereren. Dat wordt voor een deel van de boeren een nieuw verdienmodel. Ik zeg niet dat dit overal en altijd kan, maar je moet hier als industrie wel serieus naar kijken. Bij heel veel van mijn klanten leeft het logistieke vraagstuk enorm. Als we zien dat wereldwijd een derde van het geproduceerde voedsel verloren gaat en in Nederland zelfs twee derde, dan is duidelijk dat we hier oplossingen voor moeten vinden. In dat opzicht is het interessant om naar de vleesindustrie te kijken. De sector heeft zijn vierkantsverwaarding heel goed op orde, maar bij plantaardige producten valt er nog veel te verbeteren.”
Vier soorten voeding
Van Stekelenburg onderscheidt vier soorten voeding. “Voeding in de traditionele zin van het woord, gefortificeerde voeding, vooral gericht op herstel en aansterken van ouderen en zieken, gezondheidsvoeding, waarbij de voeding is gepersonaliseerd en een preventieve werking heeft en voeding als medicijn, gericht op genezing van kwalen en klachten. We hebben ons als industrie de afgelopen vijftig jaar vooral gericht op de traditionele voeding. Terwijl er een enorm potentieel ligt voor de andere drie soorten. Dat maakt de toekomst razend interessant.”
Massamarkt blijft
Toch heeft Van Stekelenburg niet de illusie dat de hele markt overstapt naar duurzaam en plantaardig. “Nog steeds komt het grootste deel van onze omzet uit vlees. We zien ook dat de gemiddelde vleesconsumptie in Nederland per persoon niet daalt. De massamarkt zal blijven bestaan, dat is de ruggengraat van de voedingsindustrie. Maar de bovenkant van de markt kiest bewuster en is bereid hogere prijzen te betalen. Daar ligt ruimte om je producten op af te stemmen.”